Pouvoir, vouloir, devoir + infinitief
De werkwoorden vouloir, pouvoir en devoir worden vaak direct gevolgd door een infinitief.
vouloir
vouloir
Je veux dormir. Ik wil slapen.
Veux-tu sortir ce soir ? Wil je vanavond uitgaan?
pouvoir
Il peut travailler. Hij wil werken.
Est-ce que je peux vous aider ? Kan ik je helpen?
devoir
Nous devons partir. We moeten vertrekken.
Vous devez acheter un 2CV. Je zou een 2CV moeten kopen.
Merk op dat wanneer devoir wordt gevolgd door een zelfstandig naamwoord, de betekenis verander:
Tu me dois 100 dollars. Je bent me 100 dollar schuldig.
Heb je nog steeds moeite met 'Pouvoir, vouloir, devoir + infinitief'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze Franse les online en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Schaaf je Frans bij en test Frantastique, cursus Frans online.