Duitse werkwoorden vervoegen

Werkwoordvervoeging

Vervoegen Reisen In het Duits

Indikativ

Präsens

  • ich reise
  • du reist
  • er/sie/es reist
  • wir reisen
  • ihr reist
  • sie/Sie reisen

Präteritum

  • ich reiste
  • du reistest
  • er/sie/es reiste
  • wir reisten
  • ihr reistet
  • sie/Sie reisten

Perfekt

  • ich bin gereist
  • du bist gereist
  • er/sie/es ist gereist
  • wir sind gereist
  • ihr seid gereist
  • sie/Sie sind gereist

Plusquamperfekt

  • ich war gereist
  • du warst gereist
  • er/sie/es war gereist
  • wir waren gereist
  • ihr wart gereist
  • sie/Sie waren gereist

Futur 1

  • ich werde reisen
  • du wirst reisen
  • er/sie/es wird reisen
  • wir werden reisen
  • ihr werdet reisen
  • sie/Sie werden reisen

Futur 2

  • ich werde gereist sein
  • du wirst gereist sein
  • er/sie/es wird gereist sein
  • wir werden gereist sein
  • ihr werdet gereist sein
  • sie/Sie werden gereist sein

Konjunktiv

I Präsens

  • ich reise
  • du reisest
  • er/sie/es reise
  • wir reisen
  • ihr reiset
  • sie/Sie reisen

II Präteritum

  • ich reiste
  • du reistest
  • er/sie/es reiste
  • wir reisten
  • ihr reistet
  • sie/Sie reisten

I Perfekt

  • ich sei gereist
  • du seist gereist
  • er/sie/es sei gereist
  • wir seien gereist
  • ihr seiet gereist
  • sie/Sie seien gereist

I Futur 1

  • ich werde reisen
  • du werdest reisen
  • er/sie/es werde reisen
  • wir werden reisen
  • ihr werdet reisen
  • sie/Sie werden reisen

I Futur 2

  • ich werde gereist sein
  • du werdest gereist sein
  • er/sie/es werde gereist sein
  • wir werden gereist sein
  • ihr werdet gereist sein
  • sie/Sie werden gereist sein

II Plusquamperfekt

  • ich wäre gereist
  • du wärest gereist / du wärst gereist
  • er/sie/es wäre gereist
  • wir wären gereist
  • ihr wäret gereist / ihr wärt gereist
  • sie/Sie wären gereist

II Futur 1

  • ich würde reisen
  • du würdest reisen
  • er/sie/es würde reisen
  • wir würden reisen
  • ihr würdet reisen
  • sie/Sie würden reisen

II Futur 2

  • ich würde gereist sein
  • du würdest gereist sein
  • er/sie/es würde gereist sein
  • wir würden gereist sein
  • ihr würdet gereist sein
  • sie/Sie würden gereist sein

Imperativ

Präsens

  • (du) Reise!
  • (wir) Reisen wir!
  • (ihr) Reist!
  • (Sie) Reisen Sie!

Partizip

Präsens

  • reisend

Perfekt

  • gereist
Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Reisen,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Reisen? Typ gewoon Reisen in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: