le sport : de sport
faire du sport : sporten
- "Pour être un homme, il faut que tu fasses du sport"
- "Gérard : Du sport ?"
- "Je déteste le sport."
- "Ça me fait faire un peu de sport !"
- "C’est bien, encore du sport, bonne journée."
- "Fabienne : Vous pouvez faire du sport sinon."
Heb je nog steeds moeite met 'Sport'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze online Franse lessen en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Heb je een slim ezelsbruggetje om deze regel te onthouden? Een tip om fouten met 'Sport' te voorkomen? Deel hem met ons!
Schaaf je Frans bij en test gratis Frantastique, cursus Franse online.