pouvoir : kunnen, mogenpouvoir, présent
le pouvoir : de macht, de kracht
- "J’aurais voulu être un artiste, pour pouvoir faire mon numéro…"
- "Certain de pouvoir contribuer au développement de votre bonheur, je me tiens à votre entière disposition pour convenir d’un entretien ou pour tout renseignement complémentaire."
- "En tout cas, je ne suis pas fâché de pouvoir me dégourdir les pattes !"
Heb je nog steeds moeite met 'Pouvoir'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze online Franse lessen en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Heb je een slim ezelsbruggetje om deze regel te onthouden? Een tip om fouten met 'Pouvoir' te voorkomen? Deel hem met ons!
Schaaf je Frans bij en test gratis Frantastique, cursus Franse online.