(elle) n'est pas là, n'est pas ici : (ze) is niet daar, is niet hierêtre, présent
(il) est ici, (elle) est là : (hij) is hier, (zij) is daar
- "Victor : Il est ici, à Paris, quelque part... On va le trouver."
- "Il est ici, je vous dis !"
- "Votre colis n’est pas ici."
- "Employée de la poste : Votre colis n’est pas là."
- "Il est là !"
- "Votre colis n’est pas là."
- "Toute la famille est là !"
Heb je nog steeds moeite met 'N’est pas là'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze online Franse lessen en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Heb je een slim ezelsbruggetje om deze regel te onthouden? Een tip om fouten met 'N’est pas là' te voorkomen? Deel hem met ons!
Schaaf je Frans bij en test gratis Frantastique, cursus Franse online.