le futur : de toekomst
(mon) futur (époux), (ma) future (épouse) : (mijn) toekomstige (echtgenoot), (mijn) toekomstige (echtgenote)
- "Objet : Retour VERT le futur"
- "Objet : En route vers le futur"
- "Futur propriétaire du musée d’aspirateurs (Manitoba-sur-Mars)"
- "Je propose donc de nous rencontrer au préalable afin d’établir l’ordre du jour de la future réunion."
- "futur propriétaire - musée des Aspirateurs"
- "Vous savez que la presse écrite, c’est le futur !"
Heb je nog steeds moeite met 'Le futur'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze online Franse lessen en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Heb je een slim ezelsbruggetje om deze regel te onthouden? Een tip om fouten met 'Le futur' te voorkomen? Deel hem met ons!
Schaaf je Frans bij en test gratis Frantastique, cursus Franse online.