je viens : ik komvenir, présent
- "Je viens pour le stage."
- "Edward : Je viens pour l’entretien, je suis Edward Moon."
- "Thierry : Bonjour, je viens pour louer des skis, s’il vous plaît."
- "Je viens chez toi mardi soir."
- "- Je viens pour un arrêt longue maladie."
- "Edward : Je viens pour l’entretien, pour le stage."
Heb je nog steeds moeite met 'Je viens'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze online Franse lessen en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Heb je een slim ezelsbruggetje om deze regel te onthouden? Een tip om fouten met 'Je viens' te voorkomen? Deel hem met ons!
Schaaf je Frans bij en test gratis Frantastique, cursus Franse online.