il, elle travaille : hij, zij werkttravailler, présent
- "Bah, elle travaille dans l’ascenseur."
- "Un coup dur pour le monde littéraire, ainsi que la chaîne de télévision AIGF pour qui travaille l’écrivain."
- "J’ai de la famille là, mon cousin travaille aux pompes."
Heb je nog steeds moeite met 'Il travaille'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze online Franse lessen en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Heb je een slim ezelsbruggetje om deze regel te onthouden? Een tip om fouten met 'Il travaille' te voorkomen? Deel hem met ons!
Schaaf je Frans bij en test gratis Frantastique, cursus Franse online.