(il, elle) répond (à la question) : (hij, zij) beantwoordt (de vraag)répondre, présent
il répond au nom de (Titi) : hij luistert naar de naam (Titi)
- "Et y a jamais person qui y répond..."
- "(À Marcel) : Monsieur, ce n’est pas mon chat, mon chat répond toujours quand on lui parle."
- "Il répond apparemment au nom de « Clara » et il lui manque une corne."
Heb je nog steeds moeite met 'Il répond'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze online Franse lessen en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Heb je een slim ezelsbruggetje om deze regel te onthouden? Een tip om fouten met 'Il répond' te voorkomen? Deel hem met ons!
Schaaf je Frans bij en test gratis Frantastique, cursus Franse online.