il a (trois jambes) : hij heeft (3 benen)avoir, présent
- "Oui, Victor a eu un coup de foudre."
- "Narratrice : Aujourd’hui, Victor a un coup de soleil."
- "Marcel : Oui, c’est vrai, il a une très jolie barbe."
- "Narratrice : Aujourd’hui, Victor a eu un coup de foudre."
- "Je sais de source sûre que Victor a un rendez-vous à l’hôtel Fidelio tous les mercredis à 15 heures."
- "J’en sais rien, mais elle a un drôle d’accent."
Heb je nog steeds moeite met 'Il a'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze online Franse lessen en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Heb je een slim ezelsbruggetje om deze regel te onthouden? Een tip om fouten met 'Il a' te voorkomen? Deel hem met ons!
Schaaf je Frans bij en test gratis Frantastique, cursus Franse online.