un déplacement : een trip, een reis, een beweging; een bezoek van een servicemedewerker
Je ne serai pas au bureau lundi, j'ai un déplacement à Paris. Ik zal maandag niet op kantoor zijn, ik heb een zakenreis naar Parijs.
(être) en déplacement : onderweg, op pad, op reis, buiten de deur (zijn)
je suis en déplacement ik ben onderweg (op zakenreis)
se déplacer : bewegen, zich verplaatsen, reizense déplacer, présent
- "Le déplacement."
- "C’est 400 euros, le déplacement."
- "J’ai remarqué que vous me cantonniez à des déplacements dans Paris, et j’en ai assez."
- "De toute façon je suis en déplacement jusqu’à la fin du mois."
- "En raison d’un déplacement chez l’ophtalmologue pour un problème de cataracte, je mets en location ma maison à Giverny."
- "Il vient d’obtenir son diplôme de cosmonaute et sera donc souvent en déplacement à l’avenir."
Heb je nog steeds moeite met 'Déplacement'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze online Franse lessen en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Heb je een slim ezelsbruggetje om deze regel te onthouden? Een tip om fouten met 'Déplacement' te voorkomen? Deel hem met ons!
Schaaf je Frans bij en test gratis Frantastique, cursus Franse online.