ça sent (le fromage) : dat ruikt naar (kaas)
je sens (les fleurs) : ik ruik (de bloemen)sentir, présent
- "Oh, pas mal ! Ça sent bon. Beurk !"
- "Oh, oui, ça sent la merde !"
- "oh ça sent les pieds."
- "Ça sent la cigarette. Oh, pas mal !"
- "Oh, ça sent mauvais !"
- "Oh, ça sent le parfum."
Heb je nog steeds moeite met 'Ca-sent-le-x'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze online Franse lessen en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Heb je een slim ezelsbruggetje om deze regel te onthouden? Een tip om fouten met 'Ca-sent-le-x' te voorkomen? Deel hem met ons!
Schaaf je Frans bij en test gratis Frantastique, cursus Franse online.