il/elle a l'air de (t'aimer) : hij, zij lijkt (van je te houden)
Il n'a pas l'air content Hij lijkt niet tevreden te zijn/hij maakt geen tevreden indruk.
il/elle a l'air (d'un clown) : hij, zij ziet eruit als (een clown)
- "Victor : Elle n’a pas l’air très profonde, cette piscine."
- "Voici ses traits caractéristiques : il est gris, gros et a l’air très fâché."
Heb je nog steeds moeite met 'Avoir l’air present 3ps'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze online Franse lessen en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Heb je een slim ezelsbruggetje om deze regel te onthouden? Een tip om fouten met 'Avoir l’air present 3ps' te voorkomen? Deel hem met ons!
Schaaf je Frans bij en test gratis Frantastique, cursus Franse online.