Y vs. en
Y en en worden gebruikt om te verwijzen naar iets wat net genoemd is. Dat kan een handeling zijn, een ding, een plaats etc. We gebruiken y of en om herhalingen te vermijden.
Tu veux bien aller au supermarché ? Oui, j’y vais. Zou je naar de supermarkt willen gaan? Ja, ik ga er heen.
Tu vas à la manif aujourd'hui ? J’en reviens à l'instant. Ga je vandaag naar de manifestatie? Ik kom er net van terug.
Tu vas à la manif aujourd'hui ? J’en reviens à l'instant. Ga je vandaag naar de manifestatie? Ik kom er net van terug.
Y wordt meestal vertaald door 'er heen' of 'er naartoe' in het Nederlands. Het vervangt doorgaans voorzetselbepalingen die beginnen met à, zoals à cet endroit (naar deze plaats).
Victor aime la boulangerie. Il y va souvent. (= Il va souvent à cet endroit.) Victor houdt van de bakkerij. Hij gaat er vaak naartoe (=hij gaat vaak naar die plaats).
C'est un très mauvais restaurant. N'y allez pas ! (= N'allez pas à cet endroit.) Het is een erg slecht restaurant. Ga er niet heen!
Tu es allé faire les courses ? Oui. J'y suis allé.(= Je suis allé au supermarché.) Heb je boodschappen gedaan? Ja, ik ben er naartoe (naar de supermarkt) geweest.
C'est un très mauvais restaurant. N'y allez pas ! (= N'allez pas à cet endroit.) Het is een erg slecht restaurant. Ga er niet heen!
Tu es allé faire les courses ? Oui. J'y suis allé.(= Je suis allé au supermarché.) Heb je boodschappen gedaan? Ja, ik ben er naartoe (naar de supermarkt) geweest.
En kan in het algemeen worden vertaald als "vanaf daar", "vanaf daar" of "aan". Het vervangt meestal delen van zinnen die beginnen met het voorzetsel de.
Tu es allé au cinéma récemment ? Oui, j’en reviens ! (= je reviens du cinéma). Ben je onlangs naar de bioscoop geweest? Ja, ik kom er net vandaan.
Cécile a des projets. Elle m’en parle souvent. (= elle me parle souvent de ses projets) Cécile heeft enkele projecten. Ze vertelt me er vaak over.
Dédé a pris des vacances. Il en avait besoin ! (= il avait besoin de prendre des vacances) Dédé heeft net vakantie genomen. Die had hij nodig!
Cécile a des projets. Elle m’en parle souvent. (= elle me parle souvent de ses projets) Cécile heeft enkele projecten. Ze vertelt me er vaak over.
Dédé a pris des vacances. Il en avait besoin ! (= il avait besoin de prendre des vacances) Dédé heeft net vakantie genomen. Die had hij nodig!
Heb je nog steeds moeite met 'Y vs. en'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze Franse les online en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Schaaf je Frans bij en test Frantastique, cursus Frans online.