Uitdrukkingen met avoir en être
Avoir X ans (- Quel âge as-tu ? - Moi, j'ai 12 ans) avoir, présent X jaar oud zijn (-Hoe oud ben je? -Ik ben 12.)
Avoir faim avoir, présent, avoir soif avoir, présent honger hebben, dorst hebben
Avoir chaud avoir, présent, avoir froid avoir, présent het warm hebben, het koud hebben
Avoir de la chance avoir, présent geluk hebben
Avoir raison avoir, présent, avoir tort avoir, présent gelijk hebben, ongelijk hebben
Avoir mal (j'ai mal au genou) avoir, présent pijn hebben (ik heb pijn aan mijn knie)
Avoir envie de avoir, présent, avoir besoin de avoir, présent in hebben, nodig hebben
• Die een stemming of gevoelens weergeven:
Être triste verdrietig zijn être, présent
Être en colère boos zijn être, présent
Être content tevreden zijn être, présent
Être intelligent intelligent zijn être, présent
Être sympa aardig zijn être, présent
Être malade ziek zijn être, présent
Être en forme in vorm zijn, gezond zijn être, présent
Heb je nog steeds moeite met 'Uitdrukkingen met avoir en être'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze Franse les online en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Schaaf je Frans bij en test Frantastique, cursus Frans online.