Iemand voorstellen: c'est of il est?
c'est (ce sont) | Il est (elle est/ils sont/elles sont) |
---|---|
+ eigennaam C’est Victor. Het is Victor. | + bijvoeglijk naamwoord Il est très sympa. Hij is erg aardig. |
+ zelfstandig naamwoord met lidwoord C’est un ami. Hij is een vriend. C’est un grand écrivain. Hij is een groot schrijver. | + zelfstandig naamwoord zonder lidwoord (nationaliteit, beroep, religie) Il est écrivain. Hij is schrijver. Il est français. Hij is Frans. |
Ce sont des fruits tropicaux. Dit zijn tropische vruchten.
Ils sont délicieux. Ze zijn heerlijk.
Ce sont mes fruits préférés. Het zijn mijn favoriete vruchten.
Ils sont très chers. Ze zijn erg duur.
Heb je nog steeds moeite met 'Iemand voorstellen: c’est of il est?'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze Franse les online en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Schaaf je Frans bij en test Frantastique, cursus Frans online.