Toekomende tijd of verleden toekomende tijd?
De futur simple beschrijft een aanstaande of toekomstige handeling.
Demain, j’irai au zoo. Morgen zal ik naar de dierentuin gaan.
Elle verra ses grands-parents pendant les vacances. Zij zal haar grootouders zien tijdens de vakantie.
Elle verra ses grands-parents pendant les vacances. Zij zal haar grootouders zien tijdens de vakantie.
De conditionnel présent beschrijft een hypothetische handeling, wens of voorwaarde.
Si tu allais à l’école, tu serais moins bête. Als je naar school ging, zou je minder dom zijn.
Je mangerais bien une autre part de gâteau. Ik zou best nog een stuk taart kunnen eten.
Je mangerais bien une autre part de gâteau. Ik zou best nog een stuk taart kunnen eten.
Opmerking: De werkwoordsuitgangen in de futur simple (-ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont) en de conditionnel présent (ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient) lijken op elkaar, maar zijn niet identiek.
Futur, parler nl
Je parlerai
Tu parleras
Il parlera/elle parlera
Nous parlerons
Vous parlerez
Ils parleront/elles parleront
Tu parleras
Il parlera/elle parlera
Nous parlerons
Vous parlerez
Ils parleront/elles parleront
Conditionnel, parler nl
Je parlerais
Tu parlerais
Il parlerait/elle parlerait
Nous parlerions
Vous parleriez
Ils parleraient/elles parleraient
Tu parlerais
Il parlerait/elle parlerait
Nous parlerions
Vous parleriez
Ils parleraient/elles parleraient
Heb je nog steeds moeite met 'Toekomende tijd of verleden toekomende tijd?'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze Franse les online en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Schaaf je Frans bij en test Frantastique, cursus Frans online.