De verleden infinitief
Wanneer in dezelfde zin twee handelingen in het verleden worden beschreven, gebruiken we de l'infinitif passé om de handeling aan te geven die het eerst plaatsvond.
Après avoir fermé les volets, Victor monta se coucher. Na de luiken gesloten te hebben, ging Victor naar bed (eerst sluit Victor de luiken, dan gaat hij naar bed).
Je suis désolé de ne pas être venu hier (ne pas être venu a eu lieu avant je suis désolé). Ik heb er spijt van, gisteren niet gekomen te zijn (het niet gekomen zijn komt voor de spijtbetuiging).
Je suis désolé de ne pas être venu hier (ne pas être venu a eu lieu avant je suis désolé). Ik heb er spijt van, gisteren niet gekomen te zijn (het niet gekomen zijn komt voor de spijtbetuiging).
L'infinitif passé wordt gevormd met het hulpwerkwoord ÊTRE of AVOIR in de infinitief + het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
manger → avoir mangé eten → te hebben gegeten
finir → avoir fini voltooien → te hebben voltooid
aller → être allé gaan → te zijn gegaan
se coucher → s’être couché naar bed gaan → naar bed te zijn gegaan
finir → avoir fini voltooien → te hebben voltooid
aller → être allé gaan → te zijn gegaan
se coucher → s’être couché naar bed gaan → naar bed te zijn gegaan
Opmerking:
• L'infinitif passé wordt gebruikt om een voltooide handeling te beschrijven, terwijl l'infinitif présent gebruikt wordt voor het beschrijven van een handeling die nog gaande is of een toekomstige handeling.
• L'infinitif passé wordt gebruikt om een voltooide handeling te beschrijven, terwijl l'infinitif présent gebruikt wordt voor het beschrijven van een handeling die nog gaande is of een toekomstige handeling.
C’est une bonne idée d’aller au cinéma. (= nous allons au cinéma maintenant) Het is een goed idee om naar de bioscoop te gaan (= we gaan nu of binnenkort naar de bioscoop).
C’est une bonne idée d’être allés au cinéma (= nous sommes déjà allés au cinéma). Het was een goed idee om naar de film te zijn gegaan (= we zijn al naar de bioscoop geweest).
C’est une bonne idée d’être allés au cinéma (= nous sommes déjà allés au cinéma). Het was een goed idee om naar de film te zijn gegaan (= we zijn al naar de bioscoop geweest).
• We gebruiken l'infinitif passé als het onderwerp hetzelfde blijft voor beide handelingen. Hetzelfde onderwerp twee keer herhalen in een zin is niet natuurlijk.
Je pensais avoir fermé la porte à clef (in plaats van je pensais que j’avais fermé la porte à clef). Ik dacht de deur op slot gedaan te hebben.
Heb je nog steeds moeite met 'De verleden infinitief'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze Franse les online en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Dit zeggen onze cursisten over ons:
Schaaf je Frans bij en test Frantastique, cursus Frans online.